Het belangrijkste uitgangspunt van de Rode Draad is dat leerlingen elk jaar met boeken en lezen in contact komen. Dat gebeurt op een speelse manier op school, gedurende een periode van zes weken. In die periode werkt iedere groep van de school met het project. Per leerjaar ligt de nadruk op een ander aspect van het lezen. Er wordt daarbij vaak gebruikgemaakt van digitale media.

Accenten per leerjaar:

• Groep 1/2: Voorlezen, kennis maken met prentenboeken in de klas.
• Groep 3: Leren lezen, voorlezen en vertellen.
• Groep 4: Kennismaken met verschillende soorten boeken.
• Groep 5: Zelf kiezen van boeken. Wat is belangrijk bij het maken van een keuze?
• Groep 6: Leren waarderen van boeken en leren zoeken in de bibliotheek.
• Groep 7: Een schrijver of verteller komt op bezoek.
• Groep 8: Plezier in lezen vasthouden.

Uiteindelijk hebben de leerlingen in groep 8 met ieder aspect van leesbevordering kennisgemaakt. Het programma biedt zo een rode draad voor de totale ‘leesloopbaan’ van leerlingen.

De Rode Draad biedt: een kist met boeken en materialen bij het gekozen project en een handleiding voor de leerkracht.

Met het Rode Draadproject wordt er dus vooral gewerkt aan leesplezier.
In de Rode Draad zitten echter ook veel elementen van literatuureducatie. Bij literatuureducatie wordt gewerkt aan de literaire competenties van leerlingen. Daarnaast ervaren kinderen literatuur als uiting van kunst en kan literatuur hun leven verrijken. Om op school expliciet te werken aan literatuureducatie is LiteratuurRijk ontwikkeld: aan bepaalde Rode Draadprojecten is een korte toelichting toegevoegd waarin de literatuureducatieve elementen worden benoemd en een kleine verdieping per project.