Voorleestip - hoe lees ik voor?
Voorlezen is samen met je kind genieten van mooie verhalen. Lekker knus op de bank of in bed. Maar hoe en wat lees je nou precies voor? Hier vind je tips per leeftijd.
2-3 maanden: knus en gezellig
Baby’s vinden voorlezen heel plezierig. Het betekent aandacht en contact. Het is fijn om knus bij je op schoot te zitten en om samen met een boekje bezig te zijn. Dat duurt meestal maar kort, soms maar een paar minuten. Maar je kunt het wel meerdere keren op een dag doen: bijvoorbeeld na het badje of een voeding. Zo wordt het voorlezen een vaste gewoonte.
- Knus op schoot
- Aankijken/oogcontact
- Samen kijken
- Vertel wat je ziet
- Kort, maar meerdere keren per dag
- Voorlezen als vaste gewoonte
3-4 maanden: boeken verkennen
Je baby ziet een boekje nog als speelgoed. Je kunt eraan friemelen, ermee zwaaien, erop slaan of in je mond stoppen. Speciale babyboekjes kunnen tegen een stootje. Door er samen regelmatig mee bezig te zijn ontdekt je baby het verschil tussen een boekje en andere speeltjes. Terwijl je baby het boekje ontdekt, luistert hij naar je stem. Vertel wat er te zien is op de plaatjes, maak dierengeluiden of zing een toepasselijk liedje. Kijkt je baby weg? Door iets aan te wijzen of een geluid te maken trek je zijn aandacht weer. Heeft hij er echt genoeg van? Leg het boekje weg en probeer het later opnieuw.
- Spelen en uitproberen
- Luisteren naar je stem
- Aankijken/oogcontact
- Samen kijken
- Aanwijzen
- Vertel wat je ziet
- Kort, maar meerdere keren per dag
5-8 maanden: herhalen
Kijk goed naar je baby. Waar heeft hij aandacht voor? Naar welk plaatje kijkt hij nu? Welk geluid vindt hij leuk? Of: welk gebaar van mij vindt hij grappig? Als je daar als voorlezer op let, kun je juist die leuke dingen gaan herhalen. Dat is plezier voor twee. Wijs aan en benoem wat er op de plaatjes te zien is. Je baby begint dat al te volgen. Maar hij wil zelf ook allerlei dingen met het boek doen. Dan kun je niet meer over de plaatjes vertellen of iets aanwijzen. Geef hem even een bijtring of fopspeen. Dan blijft zijn aandacht wat langer bij het boekje.
- Aankijken/oogcontact
- Samen kijken
- Vertel wat je ziet
- Aanwijzen
- Vaak hetzelfde boekje bekijken
9-12 maanden: voorlezen kan al iets langer
Baby’s van bijna een jaar begrijpen steeds beter wat er op de plaatjes te zien is. Ze kijken er vaak heel aandachtig naar en kunnen het voorlezen ook al langer volhouden. Je baby gaat nu ook zelf aanwijzen op de plaatjes. Je kunt dan benoemen wat er te zien is. Wanneer je tijdens het voorlezen allerlei gebaren maakt, gaat je baby die nadoen. Dat maakt het voorlezen extra leuk. Lees regelmatig/vaak voor, op vaste momenten van de dag. Het voorlezen wordt dan vertrouwd en bekend: het wordt een vaste gewoonte.
- Samen kijken
- Vertel wat je ziet
- Aanwijzen
- Kind gaat zelf meedoen
- Kind kan al wat langer kijken en luisteren
- Vaste momenten om voor te lezen
12-16 maanden: aanwijzen, benoemen en praten
Kinderen tussen de een en anderhalf jaar beginnen steeds meer te praten. Veel namen van dieren en voorwerpen kennen ze al, ook al zeggen ze ze nog niet allemaal zelf. Als je samen in een aanwijsboek kijkt, kun je voorwerpen aanwijzen en benoemen. Geef je kindje de kans om een plaatje goed te bekijken. Ook al is dat steeds hetzelfde plaatje, het ontdekt er steeds iets nieuws aan. Vertel in je eigen woorden wat je ziet én lees stukjes voor. Dan merk je of je kindje de woorden in het boek begrijpt. Probeer verschillende woorden te gebruiken. Een ‘hond’ is ook een ‘dier’ en misschien heeft de hond in het boek een naam. Zo gaat je kindje begrijpen dat er verschillende woorden zijn. Misschien heb je zelf een hond. Betrek die er ook bij. Zo gaat je kindje herkennen dat dingen uit het boek te maken hebben met de échte wereld.
- Samen kijken
- Vertel wat je ziet
- Aanwijzen
- Gebruik verschillende woorden
- Kind gaat zelf mee vertellen
- Kind kan al wat langer kijken en luisteren
16-20 maanden: een echt verhaal
Kinderen van ongeveer anderhalf jaar krijgen steeds meer belangstelling voor de figuren in het boek: wat doen ze en wat maken ze mee? Vertel wat er op de plaatjes gebeurt. Je dreumes herkent de gebeurtenissen in het boek en leeft mee: in bad gaan, aankleden, boodschappen doen, samen op de fiets. Hij/zij gaat het verband tussen de verschillende onderdelen op een bladzijde ontdekken. Hij/zij begrijpt dat het ene met het andere te maken heeft. Er samen over praten is gezellig en breidt de woordenschat uit.
- Kind begint korte verhaaltjes te snappen
- Aanwijzen
- Praat samen over wat er gebeurt
20-24 maanden: interessante buitenwereld
Voor kinderen van bijna twee jaar wordt de buitenwereld steeds interessanter. Er is veel te zien, te proberen en te ontdekken; meer dan je als tweejarige aankunt. Veel van die buitenwereld is in boeken terug te vinden. Boeken geven de kans om veel te leren over de wereld om je heen. Boeken met herkenbare onderwerpen sluiten daarop aan: dieren, huis en tuin, auto’s, uitstapjes.
- Kind snapt korte verhaaltjes over dingen die ze zelf ook meemaken
- Samen kijken en praten over wat gebeurt
2-2,5 jaar: een eenvoudig verhaaltje
De plaatjes kunnen nu wat drukker zijn. Daarnaast is je peuter toe aan een prentenboek met een eenvoudig verhaaltje. Het moet gaan over gebeurtenissen die dicht bij hem/haar staan. Bijvoorbeeld verhalen waarin een jongetje of meisje de vertrouwde, alledaagse dingen beleeft. Ook dieren in de hoofdrol doen het goed. In de figuurtjes ziet je peuter zichzelf. Via hun belevenissen kan hij zijn eigen ervaringen verwerken en ordenen. Bekijk samen goed de platen en praat samen over wat daarop te zien is. Kind snapt verhaaltjes over alledaagse dingen, maar ook over dieren.
- Samen kijken en praten over wat gebeurt
- Vragen stellen over de platen in het boek
2,5-4 jaar: een echt verhaal
Kijk goed naar je kind. Wat begrijpt en weet het al? Waar is het aan toe? Wat heeft zijn/haar belangstelling? Kies een boek dat daarop aansluit. Je peuter is toe aan een echt verhaaltje. Lees samen een boek dat dicht bij zijn belevingswereld staat. Bijvoorbeeld over een kind dat op het potje gaat, een uitstapje maakt of een dagje naar de kinderopvang. Je peuter wil nu ook een beeld krijgen van wat andere kinderen overkomt en wat zij doen. Het verhaal moet herkenbaar zijn. Daarnaast moet het iets nieuws bevatten, om op zijn/haar nieuwsgierigheid in te spelen. Ook kan je peuter nog behoefte hebben aan een kijk- of benoemboek.
- Kind snapt verhaaltjes over alledaagse dingen, maar ook over dieren
- Samen kijken en praten over wat gebeurt
- Vragen stellen over wat er gebeurt of zou kunnen gebeuren
- Kind kan ook zelf verhaaltjes verzinnen bij de platen